
In de laatste decennia heb ik met collega’s vaak meegedaan aan (internationale) architectuur competities. Wedstrijden waarin gevraagd wordt een ontwerp te leveren voor een bepaalde opgave. Dat kan een heel klein object zijn of ook een heel groot complex van gebouwen. Zo hebben wij onder andere meegedaan aan een ontwerp voor het visitors center voor The Giants Causeway - Noord Ierland, het cultureel centrum in Gwangju - Zuid Korea, een uitbreiding van de Asplund bibliotheek in Stockholm - Zweden en de herontwikkeling van het waterfront van Greenport - Long Island, USA. De prijs die beloofd wordt voor de winst is meestal een geldbedrag, bedoeld voor het verder uitwerken van een ontwerp en de belofte dat de uitschrijver van de competitie de intentie heeft om, indien blijkt dat de winnaar aan allerlei nadere eisen voldoet, de winnaar het uiteindelijke ontwerp te laten uitwerken en de bouw (estetisch) te laten begeleiden. Hoewel deze wedstrijden een kans geven op het realiseren van een spraakmakend gebouw zal ik zelf nooit meer aan een competitie mee doen. Laat me proberen duidelijk te maken waarom ik deze beslissing genomen heb.
Het uitschrijven van architectuur wedstrijden is niet iets van de laatste decennia. In 1837 werd bijvoorbeeld een prijsvraag uitgeschreven voor het ontwerp van een schouwburg:
De bewuste buitengewone prijsvraag voor een schouwburg werd op 13 februari 1837 door Tétar van Elven uitgeschreven, waarbij de winnaar een beloning van ƒ50,- in het vooruitzicht werd gesteld. Dat was niet de eerste keer, dat in Nederland dit thema voor een dergelijk theoretisch concours gekozen was. Al in 1822 had het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten een prijsvraag met dezelfde opgave georganiseerd, die in 1824 - wegens gebrek aan inzendingen - was herhaald, overigens met een zelfde negatieve uitkomst. Daarbij was ook het door de Vlaamse architect Tieleman François Suys (1783-1861) - indertijd tevens als voorganger van Tétar van Elven als docent bouwkunde aan de Amsterdamse Academie verbonden opgestelde prijs vraagprogramma gewoon hergebruikt. Het door Tétar opgestelde prijsvraagprogramma is bewaard gebleven, en de door hem geformuleerde opgave luidde aldus:
Het onderwerp zal zyn, een Schouwburg voor eene der voornaamste steden van het Rijk.
Het plan van den plattengrond, zal bevatten:
1. eene Peristijle - 2. Gaandery, waar het Publiek ongehinderd zal kunnen verblyven tot de ontvangst der loodjes voor de plaatsen; 3) Vestibule met gemakkelyke en ruime trappen, welke in dier wege geplaatst moeten zyn, dat elke toegang naar de verschillende rangen, eigenaardig zyn ingerigt; 4) Koffyzaal; 5) Vergaderzaal, achter het tooneel, ten gerieve der Acteurs en Actricen - gewonelyk foyer genaamd - deze zaal moet tevens kunnen dienen ter vergroting van het tooneel; - 6) Ruime bewaardplaatsen voor de decoratiën; 7) Kleedkamers; 8) Kapkamers; 9) Garde-robe, 10. Bibliotheek; 11. Directie-Zaal; 12. vertrekken voor de Machinisten, decorateurs, werklieden van verschillende aard enz’; 13. Woning voor den concierge; 14. cur-de-garde. Voorts alle geriefelykheden welke tot dergelyk gesticht kunnen gevorderd worden. - Alle toegangen moeten gemakkelyk zyn.
Men maakt geene melding der onderscheidene rangen of schouwplaatsen; wordende zulks overgelaten aan den Smaak van den vervaardiger.
Er worden vereischt, twee plans, een van den plattengrond, en een van de eerste verdieping; voorts, opstand van den voorgevel en doorsnede over de breedte der groote zaal.
Het uiterlyke aanzien van het gebouw moet sierlijkheid en eenvoudigheid in zich vereenigen.
De schetsen zullen vervaardigd worden op eene schaal van 0,0025: men zal dezelve dadelyk aanvangen en voltooijen zonder het lokaal te verlaten; zullende anders dezelve niet in aanmerking komen.
De Heeren concurrenten zullen hunne schetsen, verzegeld, aan den concierge overhandigen, hedenavond, uiterlyk ten zes ure.
De teekeningen van de beide voormelde plans, van den opstand en der doorsnede, zullen vervaardigd worden op eene schaal van 0,005.
De projecten moeten voor - of uiterlyk op Zaturdag den 18 Maart aanstaande voltooid, en voorzien van verzegelde naambriefjes, ingeleverd worden.
Met andere woorden: nadat de deelnemers eerst een dag de tijd hadden om een aantal schetsen te vervaardigen, kregen zij vervolgens een maand om die schetsen tot nauwkeurige bouwtekeningen uit te werken.
Voor de eerste afdeling hebben zich twee mededingers aangeboden, aan welke blykens nevensgaande programma, het onderwerp is gegeven, de zamenstelling van eenen Schouwburg voor eene der voornaamste steden van het ryk.

(Uit: https://journals.open.tudelft.nl/knob/article/view/vonderDunk205/183)
Voor het prijsvraag meldden zich maar twee gegadigden waarvan er één onvolledige tekeningen inleverde zodat de wedstrijd bijna automatisch werd gewonnen door de andere mededinger R. van Zoelen. De prijs van fl.50,- die hij kreeg is vergelijkbaar met €525 heden ten dage.
De opgave was het maken van een aantal schetsen in een lokaal dat niet verlaten mocht worden op de dag van aanmelding. En het vervolgens in de maand daarop volgend verder op eigen locatie uitwerken van deze schetsen tot een bouwkundig ontwerp.
In de prijsvragen van vandaag de dag, zeker bij de internationale prijsvragen zijn er vaak honderden, zo niet duizenden mededingers. Een belangrijk aantal daarvan is maar nauwelijks kanshebber omdat ze om een aantal redenen nooit kunnen voldoen aan de criteria die voor het uitwerken van een winnend ontwerp gesteld zullen gaan worden. Studenten die hun vaardigheden willen aanscherpen zijn daar een deel van.
Wat zijn dan zoal de criteria?
meestal wordt gemeld dat een keus wordt gemaakt voor het economisch meest voordelige plan. Het lijkt of deze eis bedoelt te zeggen dat er een keuze gemaakt zal worden voor het plan dat het goedkoopste uitvalt als aan alle ruimtelijke en technische eisen voldaan is. Maar voor de beoordeling daarvan worden nooit randvoorwaarden gesteld. Het is alleen aan de beoordelaars om dit uit te maken. Zo zou ook het duurste plan gekozen kunnen worden als de jury om wat voor reden dan ook vindt dat dit het economisch meest voordelige plan is.
de mededingers moeten bewijzen dat ze lid zijn van een architectenregister. Hiermee wordt verondersteld dat er een minimaal niveau voor de architectonische kwaliteit van het ontwerp wordt gegarandeerd. Wat vaststaat als je als architect geregistreerd staat is dat je met voldoende gevolg een architectenopleiding hebt gevolgd die je recht geeft op die registratie. Er zijn geen andere kwaliteitseisen aan registratie. Dat mimimale niveau wordt gedefinieerd door het minst kwalitatieve werk van geregistreerde architecten. Zo zijn er registerarchitecten die kwalitatief zeer matig werk leveren. Anderzijds zijn er diegenen die zich niet zouden mogen registreren die werk van uitzonderlijk hoge kwaliteit maken. Tadao Ando is zo’n voorbeeld. Die worden van deelname uitgesloten.
je moet een bepaalde jaaromzet kunnen aantonen. Dit lijkt een redelijke eis omdat je, zeker als het gaat om grotere bouwwerken, een team achter je moet kunnen hebben dat onder jouw leiding het project tot een goed einde kan brengen. Er zijn echter genoeg argumenten die deze eis oneigenlijk zouden kunnen maken. Je kunt bijvoorbeeld net het vorige jaar een enorm werk hebben kunnen binnenslepen dat je een piek in de gemiddelde omzetten geeft die niet in verhouding staat tot je gebruikelijke werk. Je kunt dat werk misschien heel slecht gedaan hebben. Je kunt ook juist een jaar hebben waarin je net naast alle opdrachten hebt gegrepen ondanks je grote ervaring, bijvoorbeeld omdat je een heel aantal competities net niet gewonnen hebt. Het kan zijn dat je met een flexibele schil van medewerkers werkt (om grote bedrijfsrisico’s te vermijden) en zo niet aan het vereiste omzetgrens komt. Wat echter het meest opmerkelijk lijkt is dat de jaaromzet soms vele malen groter moet zijn dan de bouwkosten van het werk. Om een omzet van een miljoen euro voor het mogen ontwerpen van een fietsbrug lijkt toch wat buiten proportie.
je moet ervaring in soortgelijke opgaves kunnen aantonen. Ook dit lijkt op het eerste gezicht een logisch eis. Immers, je hoeft iemand die al vaker een ziekenhuis of een school heeft gebouwd dan niet meer te vertellen aan welke regels en met welke gebruiken de ontwerper rekening heeft te houden. Maar ook hier zit een keerzijde aan. Als je nooit een school hebt gebouwd zal je er ook nooit een bouwen. Zelfs niet als je in je carrière eerder onder leiding van een andere architect alleen maar scholen hebt gebouwd omdat je namelijk niet kunt zeggen dat het jouw werk is geweest. Scholenbouw is voorbehouden aan een selecte groep van architecten die regelmatig scholen bouwen. Je zou kunnen zeggen dat er een risico bestaat dat de belangen van de opdrachtgever geschaad zouden worden door een, op het betreffende gebied onervaren architect. Maar voor sommige beroepen lijkt het geen punt te zijn dat je dat voor de eerste keer doet. Minister-president bijvoorbeeld. Eens moet toch de eerste keer zijn. Misschien worden hiermee de potentieel beste kandidaten buiten mededinging gehouden.
Naast dit soort algemene eisen, bedoeld om de risico’s in te perken, zijn er vele eisen waaraan een ontwerp voor een prijsvraag moet voldoen. Zo zijn er de technische, stedenbouwkundige en lokale randvoorwaarden, interieurwensen, er zijn milieu-eisen (energie neutraal, kleinst mogelijke ecologische footstep, circulaire bouwbiologische materialen, etc.) er moeten tal van berekeningen worden overlegd en er wordt soms specifiek gevraagd om een vlaggenmast. In Design & Build / turnkey prijsvragen die uitgeschreven worden onder projectontwikkelaars wordt regelmatig verlangd dat in een prijsaanbieding voor het gehele project een facilitair contract wordt inbegrepen waar een gegarandeerd meerjaren onderhoudsplan( bijvoorbeeld 25 jaar) in besloten ligt. In enkele gevallen gaat het zelfs om welke soort koffie in het contract wordt genoemd. Zo wordt de smaak van koffie in de komende 25 jaar afgezet tegen de ruimtelijke en architectonische kwaliteit van een gebouw.
(wordt vervolgd.....)