top of page
Zoeken

De Architect




Was een architect in de voorbije eeuwen een bouwheer die een onbetwiste leidende rol in het ontwerp en de realisatie van bouwwerken had, tegenwoordig is de rol van de architect vaak gemarginaliseerd tot een niveau waarvan je kunt afvragen of jouw bijdrage als architect leidt tot een resultaat dat beter zou zijn geweest dan wanneer je niet betrokken zou zijn geweest. Een trend van afnemende waardering voor het werk van de architect die al jaren gaande is. De drie volgende situaties geven daarvan een voorbeeld:

1 - “Als je maar geen gekke dingen gaat doen.” Aan het woord was jaren geleden een ontwikkelaar in gesprek met een architect die hij opdracht had gegeven voor een rijtje woningen. De bedoeling, zo bleek uit de conversatie was dat de architect een baksteen en een kleurenschema voor de huizen zou voorstellen. Niet meer dan dat. De plattegronden had de ontwikkelaar zelf al gemaakt en voor de gevelindeling kon de architect binnen bepaalde kaders nog wel uit een paar opties kiezen. De architect als decorateur.

2 - Voor vele nieuwbouwgebieden is het tegenwoordig gebruikelijk dat er een zogenaamd ‘beeldkwaliteitsplan’ is opgesteld. Daarin wordt behalve als referentie naar de ruimtelijke begrenzing die door het betreffende bestemmingsplan vastgelegd ook aangegeven welke materialen en kleuren voor het bedoelde gebied verlangd worden. De gemeente als beeldbepaler.

3 - Mocht de architectuur nog niet verder zijn vastgelegd dan is er de makelaar die aangeeft dat een jaren dertig architectuur de meest gevraagde stijl is en de verkoop (in het geval van huizen) bijgevolg het minst risicovol verloopt. De makelaar als stylist.


Als je deze drie situaties naast elkaar legt kan je je afvragen wat nu nog over is van de rol van de architect.

Immers. De gemeente bepaalt de omvang van het bouwwerk en de materialisering. De ontwikkelaar de indeling. De makelaar de architectonische sfeer. De ruimte van de architect is beperkt tot de baksteen- en schilderwerkkeuze binnen het gewenste kleurenspectrum en de kozijnindeling. Misschien dat het formaat baksteen ook nog zou worden mogen voorgesteld, hoewel het standaard gebruikte waalformaat toch de altijd de voorkeur heeft.

Omdat architecten kennelijk in het algemeen vrede hebben met deze overheersende situatie [Ze verzetten zich er niet tegen en organiseren zich niet om er wat aan te doen] is de waardering voor wat een architect aan bijdrage levert gedaald tot een bedenkelijk minimum.

Wat je als architect leert is niet zozeer om een bouwwerk in jaren dertig stijl te maken. Je leert om bewust te kijken, te observeren en te beschouwen. Daaraan zitten onnoemelijk veel aspecten.

  • wat is de opgave die ik kreeg?

  • wat is de werkelijk bedoelde opgave, opgesloten in de bewoordingen van de opdrachtgever?

  • wat is het optimale ontwerp?

  • wat zijn de omstandigheden?

  • wat zijn de (on)mogelijkheden?

  • hoe wordt het bouwwerk een juiste vertaling van de logistiek en organisatie van de toekomstige gebruiker?

  • hoe zijn de verschillende interne ruimtes ten opzichte van elkaar geschakeld?

  • hoe ervaar ik het bouwwerk van buiten naar binnen en van binnen naar buiten?

  • waar kijk ik op uit vanuit de ruimtes?

  • wat zijn de optimale maten (lengte, breedte en hoogte) van gebouw, interne ruimtes en van bouwonderdelen?

  • wat zijn de optimale verhoudingen van de bouw- en geveldelen?

  • wat zijn de optimale volumes?

  • welke materialen dragen het beste bij aan het beeld van het gebouw?

  • welke kleuren moet je toepassen om de gewenste uitstraling te bereiken?

  • welke texturen zorgen voor de ondersteuning van die gewenste uitstraling?

  • hoe komen bouwdelen en bouwelementen bij elkaar?

  • wat is de juiste verhouding in openheid en geslotenheid van diverse gebouwdelen?

  • waar moet het (dag)licht zijn en waar donker?

  • Wat moet zwaar en wat moet licht ogen?

  • hoe wordt en blijft het gebouw comfortabel?

  • hoe wordt en blijft het gebouw interessant?

  • hoe breng ik meerdere verschillende belevingen in het bouwwerk tot stand?

  • hoe blijft het bouwwerk over lange tijd in goede kwaliteit?

  • hoe is de maakbaarheid van het gebouw te realiseren?

  • hoe geef ik de constructie de gewenste plek in het gebouw?

  • hoe passen de benodigde installaties in het bouwwerk?

  • hoe manifesteert het gebouw zich in zijn omgeving?

  • hoe benader ik het gebouw?

  • hoe zou het gebouw in de toekomst vergroot of verkleind kunnen worden?

  • hoe zouden er later andere bestemmingen voor het gebouw kunnen worden geintergreerd?

  • hoe zorg ik dat het bouwproces het ontwerp ondersteunt?

  • hoe zorg ik dat het een economisch aanvaardbaar project wordt?

  • hoe zorg ik voor de meest geschikte aannemer voor het project?

  • welke ontwerp varianten zouden ook mogelijk zijn?

Dit is geen volledige lijst. Er zitten achter de bovenstaande vragen nog allerlei andere vragen. Voordat je alle aspecten enigszins onder de knie hebt moet je veel ervaring opdoen, tenminste in analyseren van het werk van anderen. Maar ook in het nabeschouwen van je eigen werk. Overwegingen waarom bepaalde (ontwerp)beslissingen genomen zijn, hoe ze uitwerken en functioneren en hoe verbeteringen of alternatieven zouden werken. De schoonheid van het vak ontwikkelt zich daarom maar langzaam. Het is dan ook niet zo maar dat het beroep van ‘architect’ ook een ‘old man’s job’ wordt genoemd. Vele, vele jaren van rijping van de geest en van het observatievermogen zijn nodig om van een getalenteerde architect een werkelijke grote architect te maken.

Is het met al die verschillende aspecten in het achterhoofd niet opmerkelijk dat er veel opdrachtgevers zijn die alleen belangstelling hebben voor een fractie van die kennis en overwegingen, met name omdat ze vinden dat ze zelf voldoende inzicht en kennis hebben om een goed eindresultaat te behalen? [De goede opdrachtgevers daargelaten natuurlijk - daar zijn er uiteraard ook nog van]

Zouden die opdrachtgevers als ze in een sterrenrestaurant gaan eten de chefkok in zijn keuken aanwijzigingen geven hoe de frites gebakken moeten worden?

Evenals de opdrachtgever zich niet op het kennisterrein van de architect moet begeven moet de architect ook de kennis en expertise van de andere partijen respecteren.

Bouwwerken zijn nooit het product van alleen een architect. De beste gebouwen zijn het resultaat van samenwerking tussen alle betrokken partijen waarbij ieder in zijn eigen waarde wordt gelaten en ieders inbreng gehonoreerd. De architect kan wel een leidende/sturende rol spelen maar is voor het welslagen van zijn werk afhankelijk van alle inbreng van de anderen.



Vele architecten zijn getalenteerd maar niet alle architecten worden grote architecten. Je kunt er als architect voor kiezen om je te voegen naar de omstandigheden van het moment. Je moet tenslotte ook in je levensonderhoud voorzien. Voor de werken waarvoor je gevraagd wordt is en blijft de betekenis van je kennis en ervaring gering. Je kunt als de omstandgheden het toelaten naam maken met een opzienbarende vorm of een ongebruikelijk materiaal. Of je kunt net als vele anderen hard werken om bij prijsvragen of architectuurwedstrijden als de winnaar boven te komen drijven.

Je kunt er ook voor kiezen om met een marginale rol geen genoegen te nemen. Dat is, zolang architecten elkaar niet steunen maar voor eigen geluk strijden, zonder twijfel de weg van de meeste weerstand. Een weg van veel studie, veel tijdsinspanning en mogelijk weinig inkomen. Maar het is ook de weg van de grootste voldoening. Niet alleen voor jezelf maar vooral ook voor de gebruikers van de bouwwerken die je realiseert.


bottom of page