
In het gesprek dat ik voerde met een man die ik voor het eerst ontmoette op een festival bekende hij enigszins schoorvoetend dat hij maar 3 jaar middelbare tuinbouwschool had gedaan. Hij had geen titels hoewel hij die graag gehad had. Dat zou zijn werk gemakkelijker maken. Zeker als hij door universiteiten werd gevraagd voor colleges. Mijn vraag naar zijn opleiding was in me opgekomen omdat hij had verteld dat hij een boek had geschreven. In zijn boek had hij 1300 verschillende bomen van met name het noordelijk halfrond gedetermineerd. Vorm, stam, bladtypering, gebruikelijke afmetingen, verspreidingsgebied, kruisvarianten, historische feiten over de kwekers die een bepaalde variant hadden gekweekt en nog veel meer. Alles beschreven met tekst, benamingen in verschillende talen, de wetenschappelijke naam en foto’s. Zoals hij het omschreef moet het een naslagwerk dat zonder twijfel hoog op het verlanglijstje van bomen liefhebbers en bomenkenners staan. Een aanvulling met 400 extra soorten was ook al klaar. Op mijn vraag hoe hij aan al die kennis was gekomen had hij geantwoord dat hij zich na de tuinbouwschool verder met veel zelfstudie had ontwikkeld. Als 15-jarige jongen las hij, terwijl andere jongens zich voornamelijk richtten op televisie, gamen en meisjes, alles wat hij kon vinden over planten en bomen. Het advies om zelf te studeren had hij gekregen van een man die werkte op een proefstation voor bomenkwekers en wiens beroep hij graag zag zitten. De liefde voor planten had hij van zijn vader meegekregen. En gaandeweg ontwikkelde hij zelf een plezier om als hij door een willekeurige straat liep de naam van elke plant en boom die hij zag te kunnen benoemen. Inmiddels wordt hij al jaren door plantenkwekers gevraagd om patenten aan te vragen voor de door deze kwekers gecultiveerde soorten. Daarbij moet ieder detail zorgvuldig worden uitgeplozen en gedocumenteerd. Gehonoreerde patenten leveren immers geld op. Hij is ook al tijden keurmeester van planten. Je kunt zonder meer stellen dat hij een autoriteit is op zijn specifieke vakgebied. En als gevolg van de noodzaak om zijn bevindingen in beeld vast te leggen heeft hij ook nog eens een bijzonder oog voor fotografie ontwikkeld. Een bescheiden en beschaafd mens.
In een heel andere situatie stond ik te praten op een bouwplaats met de uitvoerder ter plekke. Ik vertelde hem dat het me was opgevallen met hoeveel zorg voor de uitvoering(skwaliteit) en de veiligheid onder zijn leiding op de bouwplaats werd gewerkt. Met name toen er spannende constructieve veranderingen moesten worden uitgevoerd zorgde bij in alle rust en precizie voor exact de juiste voorzorgsmaatregelen en ondersteuningen. Hij vond het zelf niet zo bijzonder en eigenlijk meer vanzelfsprekend. Maar zijn benadering zorgde ervoor dat de operatie volkomen veilig en schadeloos uitgevoerd werd. Ook hier kwam het gesprek weer op de opleiding. Ik had zelf ingeschat dat hij tenminste hoger bouwkunde onderwijs moest hebben genoten om te begrijpen welke krachten er op constructies kunnen komen te staan en welke gevaren er dreigen. Tot mij grote verrassing bekende hij dat hij jarenlang bij de kruidenierszaak van zijn broer had gewerkt. Toen hij dat werk niet meer leuk vond had hij zich bij de aannemer gemeld waar hij nu werkte en had onder leiding van een andere uitvoerder de kneepjes van het vak geleerd. Dat had kennelijk zo goed uitgepakt dat de aannemer hem zelf werken toevertrouwt. Vanuit het perspectief van directievoerder is hij dat ook meer dan waard. Een van de beste uitvoerders die ik ooit ben tegengekomen. En nog een beminnelijk mens ook.
Als tijdelijk docent bouwkunde aan de hogeschool was het mijn taak om studenten in groepen van vier te begeleiden met hun gezamelijke afstudeerprojecten. Zoals het altijd gaat zijn er groepen waarin een of meer van de studenten de bulk van het werk vooral aan hun mede groepsgenoten overlaten. In een zo’n groep was een zoon van een aannemer die echt helemaal niets presteerde in sterk contrast met zijn andere drie groepsleden. Zijn bedje was volgens zijn zeggen toch wel gespreid omdat hij toch in het bedrijf van zijn vader terecht zou komen. Niets en niemand konden hem bewegen tot enige substantiële bijdrage aan het afstudeerproject. Maar aangezien de groep als een geheel beoordeeld werd kwam ook deze waardeloze, asociale nietsnut aan de eindstreep met voldoende resultaat en werd hem aan het eind van het cursusjaar een diploma overhandigd.
In onze wereld lijkt het steeds belangrijker dat je royaal kunt strooien met diploma’s en titels. Veel jonge mensen ‘studeren door’ om zo hun positie op de arbeidmarkt te vergroten. In veel advertenties wordt ook om bewijs van voltooide opleidingen gevraagd. Als je meerdere bewijzen kunt laten zien verhoogt dat natuurlijk je marktwaarde. Maar je kunt je, als je het bovenstaande leest, afvragen wat de waarde van diploma’s en titels is. Titels zorgen voor verdeeldheid tussen de mensen die officiëel gerechtigd zijn een titel te voeren en de mensen daarop geen aanspraak mogen maken. De titeldragers zijn van de hogere opleidingen en de anderen hebben alleen een middelbare of lagere opleiding genoten. Ze geven echter geen beeld van het kennisniveau of de vaardigheid van de betrokkene. Diploma’s geven het laagst denkbare niveau aan waarmee je zo’n diploma nog kunt bemachtigen, getuige het bovenstaande voorbeeld.
Titels en diploma’s interesseren me bijgevolg niet meer zo. Als ik in de toekomst extra mensen wil aannemen ga ik me richten op de mens achter de sollicitant. Wat de interesses en kennis van hem of haar werkelijk zijn. Zodat ik niet gevangen wordt door het trompe l’oeil. Ik hoop dat er dan tussen de sollicitanten mensen zitten zonder diploma’s maar met de drive van de plantendeskundige en de uitvoerder die ik boven beschreef. Met dezelfde hoeveelheid liefde voor wat ze doen en kunnen. Die zullen tenminste even hoog gewaardeerd worden als de meest geleerde medesollicitant.